Direct naar artikelinhoud

De eerste matchfixers belden aan bij een schlemiel

Op de avond van 25 mei 1956 verschijnen er vier mannen uit Brabant in beschonken toestand in Rotterdam aan de deur bij doelman Wim Landman. De gesprekken gaan over het beïnvloeden van de wedstrijd tussen BVV (Den Bosch) en SHS, uit Scheveningen. De mannen bieden geld aan, Landman weigert, de mannen komen later terug en leggen een enveloppe op de deurmat met daarin vijfhonderd gulden.

Een dag later, vlak na de 1-5 nederlaag tegen BVV, geeft Landman dat geld terug, schrijft hij aan de onderzoekscommissie van de voetbalbond als er een onderzoek is gestart. Landman, die zeven keer voor Oranje uitkwam, wordt desondanks geschorst van 16 maart 1959 tot 1 juli 1960 en is daarmee de eerste voor matchfixing (het aloude omkoping) gestrafte speler uit de Nederlandse voetbalgeschiedenis. Let wel: wegens het 'in eerste instantie ingaan op een poging tot omkoping'.

Met zo'n redenering zou een sportbond tegenwoordig niet meer zo gemakkelijk wegkomen. Hoe de denkwijze van de bondsbestuurders is geweest, hoe de onderzoekscommissie precies te werk is gegaan, het is helaas niet meer na te gaan, want de documenten waar het relaas in beschreven zou kunnen staan, die zijn verdwenen. De KNVB zegt ze niet meer te hebben en bij het Nationaal Archief zijn ze ook niet. Vreemd, merkt auteur Jan D. Swart terecht op in zijn volgende week te verschijnen boek 'Het drama Wim Landman'.

Landman is op het moment van het Brabantse bezoek doelman van Scheveningen Holland Sport en een grootheid op de Nederlandse velden. Hij droeg de vlag voor Nederland bij de openingsceremonie van de Olympische Spelen van 1948 in Londen, speelde onder meer voor Sparta en het Nederlands elftal. Volgens Abe Lenstra bestond er in die tijd 'geen mooiere keeper dan Landman'.

De Rotterdamse journalist Swart is al zijn leven gefascineerd door de doelman. Hij schrijft 'te willen reconstrueren, waar nodig restaureren en bij Landman ontlastende bevindingen postuum te assisteren'.

Swart gaat op zoek naar de toedracht van de reis van de Brabanders en probeert uit te pluizen wie erbij betrokken is geweest (en wat de motieven waren), wat er vervolgens is gebeurd en waarom. Want, schrijft Swart, 'de verminkte beeldvorming' kost Landman zijn baan en zijn huwelijk. In 1975 maakt Landman een einde aan zijn leven door voor een trein te springen.

Landman, een 'solo-schlemiel' schrijft Swart, voelde zich na het vonnis van de voetbalbond aan zijn lot overgelaten. Hij deed niets, vocht de straf niet aan bij de burgerrechter en hij liet 'alle stank over zich heen komen'. In 1973 zegt Landman over die houding: "Achteraf het domste dat ik ooit had kunnen doen."

Swart is er helaas niet in geslaagd van het complexe verhaal een helder boek te maken. Jammer genoeg is het een wirwar geworden van verhalen, insinuaties, manipulaties, krantenartikelen, opzettelijk vergeten anekdotes en feiten die zijn verhaspeld door de tijd. Lezen wordt spoorzoeken. Het boek was er ongetwijfeld van opgeknapt als niet ter zake doende anekdotes en sprekers waren geschrapt. Het had de leesbaarheid van deze opmerkelijke historie behoorlijk vergroot.

Niettemin is 'Het drama Wim Landman' interessante materie en is het bewonderenswaardig dat Swart de tijd erin heeft gestoken om het materiaal te verzamelen. Ondertussen stijgt uit zijn schetsen een beeld op van de beginperiode van het betaalde voetbal in Nederland. En dat is mooie bijvangst.

Het drama Wim Landman. Jan D. Swart. Uitgeverij VI Boeken, euro 19,95.